‘Het laatste stukje wil ik niet alleen doen’

3 januari 2022

In gesprek met Ben de Jong 

Hij is altijd open geweest over zijn ziekte, zegt bewoner Ben de Jong. “Ik kan goed relativeren en verwoorden hoe het met me gaat. Dat maakt het makkelijker voor mezelf en voor mijn omgeving.” Op zijn eigen, openhartige wijze vertelt hij graag hoe hij zijn tijd bij Hospice Parunashia beleeft.

Ben aan zee

We spreken de voormalige buschauffeur in het hospice. In kamer Hortensia ligt hij op bed, omringd door talloze foto’s, bloemen, kaarten en ballonnen. Zijn familie, vrienden en oud-collega’s voelen volgens Ben geen enkele drempel om hem in het hospice te bezoeken. “Ik merk dat ze aangenaam verrast zijn hoe mooi het hier is en hoe goed alles is geregeld.”

Duwtje in de rug
Op het moment dat Ben te horen kreeg dat de uitgezaaide kanker niet verder behandeld kan worden, wist hij dat hij naar een hospice wilde gaan. “Ik ben op internet gaan kijken en heb er met mijn huisarts en met Wim Akkermans (die in 2019 een sponsorloop voor Parunashia organiseerde, red.) over gesproken.” Zijn huisarts gaf hem het duwtje in de rug dat hij nodig had om zijn angst weg te nemen. “Zij zei: ga maar eens kijken hoe het daar is. Ik kon nog dezelfde dag langskomen voor een intakegesprek en dat stelde me gerust; er is medische zorg en je bent niet alleen.” Daarna duurde het nog zo’n twee maanden voordat Ben daadwerkelijk naar Hospice Parunashia kwam. “Ik groeide er langzaam naar toe. In mijn eigen huis werd het moeilijker om voor mezelf te zorgen. Je merkt dat je steeds iets inlevert. Ik werd bijvoorbeeld zo moe van het boodschappen doen. Ook de eenzaamheid speelde me parten. Door de mensen van het hospice werd ik regelmatig gebeld om te horen hoe het met me was als er een kamer vrij was. Op een gegeven moment wist ik, het gaat thuis niet meer. Met mijn broer ben ik toen nog eens gaan kijken en heb ik de beslissing genomen. Al was het confronterend, want je weet dat je afscheid gaat nemen van je huis; ik ben heel blij dat ik het op deze manier heb gedaan.”

Batterij vrijwilligers
Totale ont-zorging, noemt Ben zijn verblijf in Hospice Parunashia. “Dat is fijn voor mij, maar ook voor mijn familie. Zij hoeven nergens meer naar om te kijken, want het schoonmaken, het koken, de was, mijn verzorging; het wordt allemaal gedaan. Als ze me bezoeken, dan zijn ze er echt voor mij.” Dat hij niet alleen is is voor hem belangrijk. “Als ik behoefte heb aan contact maak ik een praatje met de andere bewoners en met de vrijwilligers. Met iedereen kan ik goed opschieten.” Het goede contact met de andere gasten kan hem ook raken, op het moment dat iemand overlijdt. “Dat maakt indruk natuurlijk en houdt me dan bezig.”
De ‘batterij vrijwilligers’ probeert werkelijk alles voor je te doen volgens Ben. “En de kookploeg vind ik geweldig. ’s Ochtends en ’s middags eet ik slecht, dan heb ik geen honger, maar ’s avonds eet ik goed. Er wordt lekker gekookt en mooi opgediend. Ze proberen er echt een feestje van te maken. Af en toe voel ik me schuldig als ik niet alles opeet,” glimlacht hij, “de inzet hier is fantastisch.”

(tekst gaat verder onder de foto)

Ben aan het roer

Kleinschaligheid
Wat voor Ben zwaar weegt is het gevoel van veiligheid dat hij ervaart. “Dat geeft absoluut rust. Ik woonde alleen, er zou van alles kunnen gebeuren. Het laatste stukje wil ik niet alleen doen en daar ben ik nu gerust in. Voor mijn eigen huisarts is het te ver rijden om bij een calamiteit hier te zijn, al komt ze nog wel langs voor een bezoekje. Maar om die praktische reden ben ik overgestapt naar een van de twee huisartsen die nauw betrokken zijn bij het hospice, een heel aardige man. Met hem heb ik alles goed doorgesproken, over de palliatieve zorg en pijnbestrijding. We gaan de lijdensweg niet langer maken dan noodzakelijk is. Het leven moet wel wat zin hebben en die zin wordt steeds minder. Ik ben in deskundige handen.” Over de verpleegkundigen zul je van Ben geen kwaad woord horen: “Ze zijn allemaal lief en aardig en hebben geen enkele tijdsdruk. De nachtverpleegkundige let goed op me. Zo vertelde ze me laatst dat ik goed lig te slapen, ook al denk ik zelf van niet,” lacht hij. “En als ik het ’s nachts koud heb, hoef ik maar op het belletje te drukken en dan vult ze mijn kruik met warm water.”
De kleinschaligheid in Hospice Parunashia vindt hij fijn. “Het heeft niets met een ziekenhuis te maken, het is echt een bijna-thuis-huis, zoals jullie het noemen. Zo kan ik hier met een vriendin ons glaasje Bailey’s drinken en een beetje meezingen met Nederlandstalige liedjes en Duitse schlagers. En zo meteen komt mijn eigen masseur, voor mijn tweewekelijkse ontspanningsmassage.” Hij besluit: “De stap om hier naar toe te gaan was misschien groot, maar de zorg die ik hier krijg, krijg je thuis zo niet geregeld.”

Het is tijd om te gaan. Een paar dagen na ons gesprek hebben we afscheid van Ben genomen.

Met zijn toestemming publiceren wij hier alsnog zijn verhaal, dat ook verscheen in de wintereditie 2021/2022 van de nieuwsbrief.

Interview Willemien Mommersteeg, tekst Carla Jacobs. Foto’s privébezit.