‘Ik ben hier helemaal op mijn plek’

27 januari 2021

In gesprek met hulpcoördinator Wilma Strik

Als verpleegkundige bij het Jeroen Bosch ziekenhuis helpt ze baby’tjes ter wereld. Als hulpcoördinator bij Hospice Parunashia staat ze mensen bij aan het einde van hun leven. Wilma Strik combineert haar werk met vrijwilligerswerk: “Hoe mooi is dat? Zo maak ik het leven in alle facetten mee.”

Wilma Strik in de tuin van Hospice Parunashia

“Het kan gebeuren dat ik ‘s ochtends bij een bevalling en ’s avonds bij een uitgeleide ben. Twee verschillende werelden, en toch zijn er overeenkomsten. Want ook op de afdeling Verloskunde hebben we met de dood te maken. In de afgelopen veertig jaar is in de begeleiding van ouders natuurlijk veel ten goede veranderd, zij worden betrokken bij alles wat we doen. Er worden mooie foto’s en herinneringen gemaakt. Daar zie ik de raakpunten met mijn werk bij Parunashia.
Ik ben een doener, kan niet niets doen. Toen onze kinderen allemaal hun eigen stekje hadden, had ik tijd over voor mijn gevoel. Toen mijn man me een foldertje gaf van het Hospice, dacht ik: ‘Wat is nu mooier dan aan het begin èn aan het eind van het leven te staan? De cirkel is rond.’ Ik ben hier helemaal op mijn plek, kan zijn wie ik wil zijn. Ik vind meerwaarde in wat ik doe, het maakt me een beter mens.

Loslaten
Ik moest leren loslaten dat ik in het Hospice geen verpleegkundige ben. ‘Kom, dat doe ik wel even’, dacht ik wanneer een gast verzorgd moest worden. Ik moet me niet op het pad van de thuiszorgmedewerkers begeven, al help ik hen natuurlijk graag.
In vergelijking met mijn werk in het ziekenhuis heb ik in het Hospice meer tijd. Ik kan een bakje koffie drinken en een beetje kletsen en genieten. Mensen kijken ervan op als ik vertel over onze humor. Laatst knipte ik de haren van een gast, we hebben blauw gelegen van het lachen. Of die keer dat we als toetje een appeltaart in de oven hadden staan. Na het eten draait een van de gasten zich om en vraagt: ‘hé meisje, hoe lang duurt het nog, want ik heb niet zo lang.’ Eigenlijk zou iedereen eens mee moeten kunnen kijken, om te ervaren hoe het hier gaat.”

Hulpcoördinator
Het combineren van mijn werk met vrijwilligerswerk gaat goed. Zodra mijn rooster van het ziekenhuis bekend is, plan ik mijn Hospice-diensten in. Eén keer per week heb ik dienst in de zorg voor de gasten en één keer per week ben ik hulpcoördinator. Ik ga dan naar het huis om te kijken hoe het gaat, en of ik wat kan doen. Ik beantwoord vragen van de vrijwilligers en als het nodig is steek ik mijn handen uit de mouwen.
Een belangrijke taak als hulpcoördinator is de kennismaking met de gast en diens familie. Dit intakegesprek doe ik met een verpleegkundige van Vivent. Zij richt zich op het zorgplan, ik vraag naar verwachtingen, maar bijvoorbeeld ook naar iemands lievelingseten, hobby’s, gezin en werk. Daar maak ik een verslagje van, zodat de vrijwilligers er rekening mee kunnen houden.
(tekst gaat verder onder de foto)

‘Elke keer dat ik naar dit plantje kijk, denk ik aan haar’

Uitgeleide
Op het moment dat iemand overleden is, wordt een van de hulpcoördinatoren gebeld voor de uitgeleide. De aanwezige vrijwilligers en de verpleegkundige van Vivent regelen wat nodig is; als hulpcoördinator kijk ik hoe het loopt en ik maak afspraken met de familie over de uitgeleide. Vaak is er van tevoren al over gesproken. Iemand leest een gedicht voor, er branden kaarsjes, er ligt een mooie deken over de baar en ik houd een persoonlijk woordje over de overledene. Dat vindt de familie fijn, en ikzelf ook.
Met de twee coördinatoren en het team hulpcoördinatoren hebben we regelmatig een overleg. Waar loop je tegenaan, wat zou je anders willen, wat wil je aan extra taken doen? We blijven met elkaar kijken hoe de zorg en begeleiding anders of beter kan.

Onze inzet is hetzelfde
Alle vrijwilligers voelen als collega’s. Ik geniet ervan als mensen andere interesses of een andere achtergrond hebben. Onze inzet is hetzelfde: iedereen wil het goed doen voor de gasten. We zijn daarin ondersteunend voor de familie en naasten. Je moet een bepaalde afstand houden, na je dienst moet je geen verdriet mee naar huis nemen. Dat is een stukje bescherming.
De momenten die ik met gasten hebt zijn natuurlijk prachtig. Dat ik met een meneer ging picknicken en we met koffie en een dekentje op een bankje hebben gezeten aan de Dommel. De eerste gladiool uit mijn tuin was voor hem. Of een mevrouw die na een bezoekje thuis een kleine avocadoplant mee terugnam naar het Hospice. Die hebben we geplant in de tuin en er een hekje omheen gezet zodat het plantje kan groeien. Elke keer dat ik ernaar kijk, denk ik aan haar.”

Tekst & foto’s: Carla Jacobs